
Een rijke koopmansweduwe in het bruisende Stavoren heeft alles wat haar hartje begeert.
Maar het is niet genoeg.
Ze stuurt haar beste kapitein op pad, om voor haar het zeldzaamste product op aarde te bemachtigen.
Hij vertrekt niet met lege handen: hij krijgt al het goud mee dat zijn schip kan dragen.
De kapitein reist de wereld over, maar vindt nergens wat hij zoekt.
Totdat hij in Danzig een koopman spreekt, die graankorrels verkoopt en hem garandeert: “Iets waardevollers zul je nergens vinden.”
Reactie van Stavoren
Eenmaal thuis is het Vrouwtje van Stavoren woedend.
Heeft hij al haar goud geruild voor graan?!
Ze laat het graan in de baai werpen.
Een oude man waarschuwt haar. Deze verschrikkelijke daad zal het einde van haar rijkdom betekenen.
Het Vrouwtje van Stavoren trekt daarop haar gouden ring van haar vinger en gooit hem in zee.
“De kans dat ik die gouden ring nog terug zie is net zo groot als de kans dat ik in de bedelstand verval!”
Een gevangen vis
De tijd verstrijkt en op een dag krijgt het Vrouwtje van Stavoren van haar bediende een gevangen vis.
In de buik van de vis zit de gouden ring.
Kort daarop volgt het vreselijke nieuws: al haar schepen zijn op zee vergaan.
Het Vrouwtje van Stavoren verliest haar rijkdom en blijft berooid achter.
Voor de kust heeft zich bovendien een eiland van graan gevormd. Schepen kunnen de haven van de stad hierdoor niet meer bereiken.
Het tijdperk van Stavoren is voorbij.